Ondernemingsplan / business plan

Lees de vragen en vul je antwoord in.

Bij sommige vragen moet je jouw antwoord typen. Typ daar een complete zin: begin met een hoofdletter en eindig met een punt.

Soms staat er een voorbeeld ingevuld. Als je in dat veld typt, verdwijnt het voorbeeld.

Jouw informatie opslaan
1. Ben je nog niet klaar, maar je wil even stoppen? Klik dan op ‘Bewaren voor later’. Wij sturen je dan een link. Via die link kun je later verder gaan met invullen.
2. Ben je helemaal klaar? Klik dan op ‘Maak mijn business plan’. Je krijgt dan een Word-document met jouw business plan.

Let op: als je uitlogt of gewoon afsluit, is alle informatie weg!

  • Een bedrijf heeft altijd een naam. Is jouw bedrijf een kleine praktijk? En doe jij alles alleen? Dan kun je bijvoorbeeld je eigen naam gebruiken: “Psycholoog Abi Johnson”.

    Wil je dat jouw bedrijf in de toekomst groter wordt? En wil je dan misschien ook personeel? Dan is een algemene naam waarschijnlijk beter: “Flexway Transport”.

    Tip: kijk eerst of je een website met de naam van jouw bedrijf kunt maken. Is de domeinnaam nog beschikbaar, of heeft iemand anders die website al? Je kunt dit controleren op www.sidn.nl. Typ bijvoorbeeld “flexway”. Je ziet dan of de website flexway.nl nog vrij is.

    Mijn bedrijfsnaam is:
  • Mijn eigen ervaring met deze diensten/producten:
  • Ga jij voor je klant eten maken of kopen en verkopen?
  • Kun je vanuit je huis werken? Nee
  • We willen weten: wat zijn jouw product-markt-combinaties (PMC's)?

    Misschien denk je nu: o, dat is moeilijk! Maar het is best makkelijk. Het betekent: wat bied je aan voor wie? Je mag maximaal drie combinaties kiezen.

    Voorbeeld:

    Een kapper knipt dames en kinderen. Hij knipt geen heren. Voor de dames verkoopt hij een aantal verzorgingsproducten, zoals shampoo, gels en kammen. De drie product-markt-combinaties (PMC's) zijn dan:

    PMC 1. Knippen van kinderen

    PMC 2. Knippen van dames

    PMC 3. Verkopen van verzorgingsproducten aan dames


    En nu jij. Mijn belangrijkste 'PMC' is:
  • Wat is het probleem van jouw klant? Bijvoorbeeld:

    In mijn stad zijn veel kappers, maar de meeste zijn te duur. Er zijn maar weinig kappers die zich op mannen richten. Mannen vinden het prettig om naar een herenkapper te gaan. Hun probleem is: waar vind ik een betaalbare herenkapper?

    Beschrijf het probleem van jouw klant:
  • Veel ondernemers denken: de hele wereld mag mijn klant worden! Maar zou jij iets op een website kopen waarop staat: “Wij verkopen spullen voor de hele wereld!” Nee, toch? Je koopt je spullen liever bij een winkel die precies bij jou past.


    Bijvoorbeeld: een man zoekt een mooi kostuum. Hij wil een eigen bedrijf starten en moet straks naar klanten toe. Hij ziet in de stad twee winkels:

    1. “Kleding voor het hele gezin!”

    2. “Herenkostuums tegen scherpe prijzen!”


    Bij welke winkel zal hij naar binnen gaan, denk je? De tweede, toch?


    Zo is het ook met jouw bedrijf: durf te kiezen voor een duidelijk verhaal.


    Schrijf zo duidelijk mogelijk op wie jouw klant is.
    Bijvoorbeeld:
    “Mijn klant is een vrouw. Ze is zwanger en ze houdt van moderne kleding. Ook heeft ze genoeg geld. Ze is waarschijnlijk tussen 25 en 35 jaar. Ze woont in Rotterdam of in een dorp dicht bij Rotterdam.”


    Een ander voorbeeld:
    “Ik werk voor bedrijven in de provincie Utrecht. Zij zoeken een koerier om kleine pakketjes te vervoeren. De pakketten worden bezorgd in Nederland. De mensen van deze bedrijven hebben haast. Het pakketje moet snel bezorgd worden, dus ze willen het pakket niet aan de postbode geven. Het kan gaan om kantoorbedrijven of fabrieken of handelsbedrijven.”


    Wie is jouw klant? Schrijf het zo duidelijk mogelijk op:
  • Ken je een bedrijf dat ongeveer doet wat jij wilt gaan doen, ongeveer op dezelfde plek? Wat is de naam van dat bedrijf?
  • Wat doet dat bedrijf heel goed? Wat is dus een sterke kant van dat bedrijf?
  • Wat ga jij beter doen dan dat bedrijf?
  • Met welke zoekwoorden gaat jouw klant op Google zoeken? Kies de beste. Dat kan bijvoorbeeld zijn: ‘dameskapper Rotterdam’ of ‘koerier Utrecht’.

    Ga naar Google Trends
    Die opent in een nieuw venster.

    Typ daar je zoekwoorden in. Je ziet dan een resultaat zoals dit:



    Kijk eens naar de blauwe lijn die je ziet bij jouw zoekwoorden. Geef antwoord op de volgende vragen.

    Mijn blauwe lijn gaat:
  • Gaat de blauwe lijn ergens in het jaar plotseling een paar maanden omhoog (een piek)? Of gaat de blauwe lijn ergens in het jaar plotseling een paar maanden omlaag (een dip)?
  • Welk van de volgende manieren ga jij gebruiken om je klant te bereiken?
  • Waarom moeten klanten bij jou kopen? Het is belangrijk om daarvoor één reden te kiezen. We noemen dat: ‘een P kiezen’. Waarom heet dat zo? Omdat de meest gekozen redenen allemaal met een P beginnen:
    > Plaats
    > Prijs
    > Product (of dienst)
    > Promotie (of reclame)

    We geven een voorbeeld. In Utrecht stond een lange tijd een bus voor het gemeentehuis. In die bus kon je een pasfoto laten maken. Veel mensen hebben een pasfoto nodig als ze naar het gemeentehuis gaan, bijvoorbeeld voor een rijbewijs of paspoort. De fotograaf in de bus maakte dus heel veel foto’s.

    Waren die foto’s beter dan andere pasfoto’s? Nee.
    Waren die foto’s goedkoper dan andere pasfoto’s? Nee.
    Maar waarom lieten mensen dan een pasfoto maken in die bus? Omdat de bus precies voor het gemeentehuis stond.
    De P van Plaats was de reden van het succes!

    Welke reden heeft de klant om bij jou te kopen? Kies jouw P!
  • Je boodschap staat vaak in een korte tekst (zoals op een flyer of op je website). Je kunt je boodschap ook in een verhaaltje vertellen (zoals een kort verhaaltje op een podium of op een netwerkborrel).

    Sommige mensen schrijven voor hun werk teksten. Die mensen hebben heel goed nagedacht over wat de beste manier is om een tekst met jouw boodschap te maken. De beste manier noemen ze: AIDA. Dat betekent:

    1. Attention (aandacht): kies een eerste zin die meteen de aandacht van de klant trekt.

    2. Interest (interesse): leg uit over welk probleem die eerste zin gaat. Waarom is dat interessant voor de klant?

    3. Desire (verlangen en wensen): vertel hoe fijn het zou zijn voor jouw klant als zijn probleem is opgelost.

    4. Action (actie): vertel wat de klant moet doen om het probleem te laten oplossen (door jou, natuurlijk).

    Voorbeeld:
    A: “Zin in koffie?” (Dit staat bijvoorbeeld in grote letters op een poster)
    I: “Na een dagje winkelen heb je vast zin in een kopje koffie. Maar waar is in Gouda een leuke koffiezaak?”
    D: “Wil je ook heel graag even lekker in een stoel zitten en bediend worden? Wil je ook een lekker kopje koffie drinken en gezellig praten over de leuke dag?”
    A: “Kom naar de nieuwe koffiezaak in het centrum van Gouda! We zitten op de Lange Viestraat 35.”


    We gaan proberen samen een tekst te schrijven volgens AIDA. Dat is misschien moeilijk, maar we proberen het!

    We beginnen met de I, van interesse. Schrijf op wat je tegen je klant wil zeggen. Doe net alsof je tegen hem praat. Laat zien dat je zijn probleem begrijpt. Maak het interessant voor hem of haar.

    Bijvoorbeeld:
    “We begrijpen dat je naar de kapper wilt. En we begrijpen ook dat je daar geen € 30 voor wilt betalen.”
    Of:
    “Was uw pakket niet op tijd bij de klant? Dat is heel vervelend.”

    En nu jij:
  • Daarna doen we de D van Desire (verlangen). Wat wenst de klant? Wat wil hij graag? Begin een zin met “Het zou heel prettig zijn als ….”. Vul de zin aan met jouw oplossing.

    Bijvoorbeeld:
    “Het zou heel prettig zijn als er een betaalbare en professionele kapper in uw wijk zat. Dat zou fantastisch zijn, toch?”

    En nu jij:
  • Vertel nu dat die wens (desire) beantwoord wordt … door jou! Jij kunt het probleem oplossen. Dat is de 2e A, van Action (actie).

    Bijvoorbeeld:
    “Die kapper is er nu! Wij zitten aan de Eikenlaan 14. Bel meteen voor een afspraak: 010-1234567.”

    En nu jij:
  • Daarna moeten we alleen nog die eerste, korte zin doen. Dat is de 1e A, van Attention, aandacht! Lees de drie zinnen die je geschreven hebt nog een keer. Wat moet de aandacht trekken?

    Bijvoorbeeld:
    “Wil je een nieuw kapsel?”

    En nu jij:
  • Vaak vinden ondernemers in het begin de cijfers en de belasting moeilijk. Daarom gaan we dat hier zo goed mogelijk uitleggen. Er zijn een paar moeilijke woorden. We zullen eerst vertellen wat die woorden betekenen:

    • Omzet - Dit is het leukste woord. Omzet is al het geld dat klanten aan jou betalen.

    • BTW - BTW betekent: ‘belasting toegevoegde waarde’. We noemen het soms ook ‘omzetbelasting’. De overheid berekent BTW over alles wat verkocht wordt. Dus: als een kapper een schaar koopt, betaalt hij daar BTW over. En als een klant geknipt wordt, berekent de kapper BTW over de knipbeurt.
    Kijk maar eens op een kassabon. Daar staat altijd op hoeveel BTW je hebt betaald.
    Onthoud: BTW is belangrijk bij een eigen bedrijf, maar je kunt er niets op verdienen of verliezen. Want alle BTW die jij betaald krijgt, moet je daarna betalen aan de Belastingdienst. En alle BTW die jij zelf betaalt als je iets moet kopen voor je bedrijf, krijg je daarna terug van de Belastingdienst.

    • Investeringen - Investeringen gaat over alles wat meer dan € 450 kost en langer dan 1 jaar in jouw bedrijf blijft. Een printer van € 350 is dus geen investering. En ook niet een trouwjurk van € 800, als je die jurk zo snel mogelijk aan een klant wilt verkopen.
    Denk bij een investering aan een dure computer, een toonbank in de winkel of een auto die je nodig hebt voor jouw bedrijf. Dat zijn investeringen.

    • Afschrijvingen - Als je een investering doet, schrijf je af. Een investering is dat dure ding wat je langer dan 1 jaar gaat gebruiken. Maar dat dure ding wordt na een tijdje minder geld waard. Meestal schrijven bedrijven het aankoopbedrag in 5 jaar af.
    Afschrijven: wat betekent dat precies? We gaan dit zo verder uitleggen in een voorbeeld.

    • Kosten - Kosten betekent: al het geld wat je uitgeeft aan dingen die geen investering zijn. Denk bijvoorbeeld aan printpapier, telefoonkosten, reiskosten, plakband.
    Kosten kun je verdelen in vast en variabel.

    Vaste kosten worden niet hoger of lager als je meer of minder omzet maakt. Denk bijvoorbeeld aan de huur van een kapperszaak: of je nou weinig of veel klanten hebt, de huur moet worden betaald en is elke maand hetzelfde.

    Variabele kosten veranderen wel met de winst. Voor een bakker zijn bijvoorbeeld meel, melk, boter en suiker variabele kosten. Hoe meer broden de bakker bakt en verkoopt, hoe meer meel hij nodig heeft.

    We geven een voorbeeld om het goed uit te leggen.
    Rashid begint met een bedrijf als zelfstandig koerier. Hij heeft een auto nodig, maar ook flyers om reclame te maken. Wat gebeurt er met zijn geld?

    De auto kost € 5.000. Daar komt BTW bij, maar die mag hij terugvragen. Voor een auto moet hij 21% BTW betalen. Dat is € 1.050,00. Dus hij betaalt in de winkel € 6.050,00 voor de auto.

    De flyers kosten € 100,00 ‘exclusief BTW’. De BTW komt dus nog bij de prijs. Hier is de BTW ook 21%, dat is dus € 21,00. Hij betaalt € 121,00 in de winkel.

    Dan wordt Rashid gebeld. Wil hij een pakketje vervoeren? Het is zijn eerste opdracht! Hij rekent € 200,00 exclusief BTW. De klant betaalt meteen.

    Rashid heeft de bonnetjes netjes bewaard. Thuis vult hij de bedragen in op zijn computer.

    Eerst doet hij de BTW: Over de auto heeft hij € 1.050,00 BTW betaald. Over de flyers heeft hij € 21,00 BTW betaald. Over de eerste opdracht heeft hij € 42,00 BTW ontvangen (21% van € 200,00. Begrijp je dat?).

    Rashid mag € 1.050,00 + € 21,00 terugvragen van de Belastingdienst. Dat is € 1.071,00. Maar hij moet ook € 42,00 ‘afdragen’ aan de Belastingdienst. Dat bedrag moet hij aan de Belastingdienst betalen. De BTW is namelijk niet van Rashid, maar van de Belastingdienst.

    In totaal krijgt Rashid dus € 1.071,00 - € 42,00 = € 1.029,00 terug van de Belastingdienst.

    Dit lijkt allemaal heel moeilijk, maar het is heel simpel: de BTW komt altijd op € 0 uit. Heb je meer BTW gekregen dan betaald, dan betaal je dat verschil aan de Belastingdienst. Heb je meer BTW betaald dan gekregen, dan vraag je het verschil terug van de Belastingdienst. Rashid heeft in het voorbeeld meer BTW betaald (toen hij de auto en de flyers kocht) dan hij had gekregen (bij zijn eerste opdracht). Het bedrag dat hij extra heeft betaald, krijgt hij terug van de Belastingdienst.

    De BTW hebben we nu berekend. We kunnen nu met de echte bedragen verder rekenen, dus zonder de BTW.

    De auto is een investering. Zonder BTW kostte de auto € 5.000. Na 5 jaar is de auto niets meer waard. Daarom gaat Rashid afschrijven. Hij deelt € 5.000 door 5 jaar. Dat is € 1.000,00. Elk jaar schrijft hij daarom € 1.000 af. Dat bedrag zet hij als kosten in zijn boekhouding.

    De flyers kostten € 100 zonder de BTW. Dat bedrag zet hij als kosten in zijn boekhouding.

    De eerste opdracht betaalde € 200 zonder de BTW. Dat zet hij als omzet in zijn boekhouding.

    Dat was het voorbeeld. Wat gaan wij nu in dit hoofdstuk doen? We gaan het eerste jaar van jouw bedrijf voorspellen. Wat denk je: hoe zal het in het eerste jaar met jouw bedrijf gaan? Ga je genoeg geld verdienen?

    Heb jij investeringen? Dus: ga je iets groots kopen (van meer dan € 450 per stuk) dat langer dan 1 jaar in jouw bedrijf gebruikt wordt? Vul hieronder in wat je gaat kopen en hoeveel dat kost.

    Typ de bedragen gewoon als cijfer in, zonder € of een punt. Bijvoorbeeld: € 1.678,25 typ je als 1678,25.
  • Hoe zal jouw omzet zijn in de komende 12 maanden? Doe een voorspelling. Hoeveel geld gaan jouw klanten aan jou betalen, denk je? We hebben drie regels gemaakt. Vul voor elke PMC die je hebt gekozen in Hoofdstuk 1 een regel in. En zo ook voor de andere jaren:
  • Welke kosten moet jij betalen in je bedrijf? Welke bedragen betaal je per maand? Denk bijvoorbeeld aan abonnementen, telefoonkosten en huurkosten. Vul in welke kosten je moet betalen en hoeveel geld dat per jaar kost.
  • En vul dan hier het bedrag in en zo voor al je kosten in de volgende velden.
  • Er zijn nog veel vragen om te stellen. Ken je een boekhouder, of heb je een coach of begeleider? Vraag dan of die jou kan helpen. We wensen je heel veel succes met het starten van je bedrijf! Je kan nu kiezen om het plan te maken in Word door op de knop te klikken. Je krijgt het plan dan binnen 24 uur in je mailbox. Je kan zelf verder bewerken op de computer. Je kan ook kiezen voor 'Sla op en bewerk later'. Dan kun je op een ander moment verder werken aan dit formulier.
top